De spelersloopbaan van Ibrahim Afellay bij PSV zit er over een paar weken op. In zijn allerlaatste interview blikt hij terug en bedankt hij supporters, staf en club. ‘Ik ben dankbaar voor alles dat ik hier heb meegemaakt’.
Hoe waren de afgelopen dagen voor jou?
“Heel hectisch. De club heeft rond mijn afscheid veel dingen voor mij georganiseerd. Daarnaast is het ook in andere opzichten natuurlijk een bijzondere tijd, maar dat maakt de manier van afscheid nemen niet minder speciaal.”
Waarom stop je bij PSV?
“Om een lang verhaal kort te maken komt het erop neer dat de nieuwe trainer (Roger Schmidt, red.) heeft aangegeven met wie hij wel en wie hij niet verder wil. John de Jong heeft mij heel eerlijk aangegeven dat de nieuwe trainer geen beroep op mij zal doen.”
Was dat een verrassing voor je?
“Nee, niet echt. Als voetballer weet je dat als er een nieuwe trainer komt er dingen veranderen. Het is zijn keuze en die heb ik te respecteren. Bovendien ben ik ook niet meer de jongste hè. Het gesprek dat ik er met John en Toon (Gerbrands, red.) over voerde was heel fijn en eerlijk. We gaan in goede harmonie uit elkaar.”
Je stopt niet direct definitief. Hoe zit dat?
“Ik ben eigenlijk heel fit en weet daarom nog niet wat ik na dit seizoen zal gaan doen. Voor mij kwam de corona-uitbraak, zoals dat geldt voor heel veel meer mensen, niet bepaald op een goed moment. Ik was echt op de deur van het eerste elftal aan het kloppen en zou tegen FC Emmen ook gaan starten.”
Afgelopen maandag werd je door de club verrast. Je zou een interview geven over je afscheid, maar kreeg van bekenden en PSV-prominenten een laatste eerbetoon.
“Dat was heel bijzonder. Heel emotioneel ook, vooral toen ik mijn moeder zag.”
Wat was PSV voor club toen je hier binnenkwam op 10-jarige leeftijd?
“PSV was en is één van de meest aansprekende clubs in Nederland. Als zo’n club je wil opnemen in de jeugdopleiding, streelt dat het ego van ieder klein jongetje. De club van Ronaldo, Ruud van Nistelrooy en Phillip Cocu. Luc Nilis niet te vergeten. Natuurlijk was het enorm bijzonder om hier te mogen gaan spelen.”
In de transformatie van jeugdspeler naar prof is jouw broer één van de belangrijkste personen geweest. Hij zegt dat jij op ieder moment in je carrière dicht bij jezelf bent gebleven en steun had aan de opvoeding thuis.
“Absoluut. Hij bracht mij eigenlijk vanaf het begin al vaak naar PSV. Zijn school leed eronder, maar toch gaf hij alles om zijn steentje aan mijn carrière bij te kunnen dragen. Alles zette hij opzij om mijn droom, hier in het Philips Stadion spelen, uit te laten komen. Hij was ook één van mijn grootste criticasters en dat bedoel ik positief. Als je mensen om je heen hebt die alleen maar jaknikken, word je niet beter. Omgeving is alles.”
Hoe heb je je in je carrière gewapend tegen alle verleidingen die op de loer liggen?
“Volgens mij is het heel belangrijk dat je dat van huis uit meekrijgt. Mijn moeder is daar heel bepalend in geweest, net als mijn broer. Mensen in je omgeving die ook aan de bel durven te trekken als het de verkeerde kant op dreigt te gaan is cruciaal.”
Kun je jouw overstap naar de A-selectie nog herinneren?
“Jazeker. Ik was een jaar of zestien en meldde me zoals gewoonlijk aan de jeugdkant voor een training. Daar werd me verteld dat ik verkeerd was. Ik moest me zo snel mogelijk aan de profkant melden om met het eerste mee te trainen. Eerlijk gezegd dacht ik dat dat een foutje was, want in die tijd was het helemaal niet normaal dat een jeugdspeler met het eerste mee mocht trainen. Helemaal niet vergelijkbaar met de huidige tijd en daarom extra bijzonder.”
Met welke mannen stond je op het veld?
“Arjen Robben, Mateja Kezman, Mark van Bommel, later ook Phillip Cocu en zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat ik nog weet is dat het spelletje heel snel ging. Je komt in een grotemannenwereld terecht. Alleen maar internationals.”
En toch dwong je bij hen respect af.
“Ik ben niet een persoon die ergens binnen komt en zich meteen laat gelden. Toen al helemaal niet. Praten deed ik met mijn voeten en het is natuurlijk heel mooi dat het direct indruk maakte. Daarnaast stelde ik me heel leergierig op. Als je met de spelers die ik net noemde op het veld staat en je gebruikt hun lessen niet om beter te worden, ben je een dief van je eigen portemonnee.”
In jouw hoogtijdagen bij de club won PSV de ene prijs na de andere. Het moet bijzonder zijn om van zo’n succesvolle PSV-lichting deel uit gemaakt te hebben.
“Ja dat is het zeker. Het zal denk ik niet vaak meer gebeuren dat een team vier keer achter elkaar kampioen wordt. Ik heb in bijzonder mooie teams gespeeld. Vaal een mooie mix van buitenlandse jongens, veel ervaring en talentvolle jonge spelers. Ik durf wel te zeggen dat we een familie waren en één waarbij de knop omging als er gewonnen moest worden.”
Zoals in de kampioenswedstrijd tegen Vitesse in 2008, waarna je jouw bescheidenheid even opzij zette en riep ‘vier keer Amsterdam, vier keer’.
“Dat heeft niets met bescheidenheid te maken, haha. Het was bedoeld als een grap, maar liep een beetje uit de hand. De mensen die mij een beetje kennen, weten wel hoe ik dat bedoelde. Met een dikke vette knipoog.”
Een volgend hoogtepunt was de transfer naar FC Barcelona. Wat kwam er toen allemaal op je af?
“Er ging maar één ding door mijn hoofd: de club die de voetbalwereld op dat moment domineerde wil mij hebben, wát een jongensdroom. Ik heb daarnaast altijd iets met Spanje gehad. Perfecter kon eigenlijk niet. In het eerste half jaar speelde ik ook nog eens veel, maar in de zomer die volgde scheurde ik mijn kruisband af. Dat kost je een jaar. Nadat ik hersteld was, vertrok trainer Pep Guardiola en vertelde zijn opvolger (Tito Vilanova, red.) het niet in mij te zien zitten. Dat was jammer, maar dat kan. Ik kijk terug op een fantastische periode bij Barcelona.”
Denk je weleens ‘wat als die kruisband niet was afgescheurd?’
“Alles in het leven gebeurt met een reden. Ik ben dankbaar voor wat ik heb meegemaakt. Er zijn mensen die het veel slechter hebben. Op die manier in het leven staan geeft houvast.”
Na periodes bij Schalke 04, Olympiakos en Stoke City keerde je terug bij PSV. Bij je rentree in de Eredivisie werd je door de supporters met een staande ovatie ontvangen. Hoe heb je dat moment beleefd?
“Dat was echt… Pfoe. Ik zou er eigenlijk niet inkomen, hè. Het publiek heeft mij er ingezongen. Zo zie ik dat. Kippenvel, anders kan ik het niet omschrijven.”
Jouw rol afgelopen seizoen was, zoals ze dat noemen, vooral gericht op de kleedkamer. Teammanager Mart van den Heuvel zegt bijvoorbeeld dat je jongens altijd wel iets te vertellen had. Hoe ging dat in jouw ogen?
“Heel natuurlijk. Voetballers zijn niet dom. Die hebben echt wel door of je oprecht bent of niet. Daar komen hele mooie gesprekken van. Sommige jongens presteerden afgelopen jaar niet altijd even goed. Daar oordelen mensen over. Wat mensen niet weten is dat er soms een heel verhaal achter het niet presteren zit. Neem een jongen als Bruma. Die heeft een moeilijke periode gehad. Ik weet wat er zich op dat moment in zijn privésituatie afspeelde. Met die kennis kan ik me heel goed voorstellen dat hij het moeilijk had. Tegelijkertijd zie ik iedere dag op de training wat voor potentie hij heeft. Ik hoop dat dat er uit gaat komen.”
Keer je hier ooit terug in een andere rol?
“Ik weet dat de deur altijd open staat. PSV heeft aangegeven dat ze een rol voor mij binnen de club zien. Wat voor rol dat zal zijn, moet de toekomst uitwijzen. Ik weet zeker dat we vroeg of laat weer wat voor elkaar gaan betekenen. PSV is mijn club.”